Uit de stadsrekening van 1399/1400 blijkt dat de stad een erfcijns van 35 schelling uit dit pand aan het Geefhuis moest betalen. In 1481 komt het in het bezit van de stad. Bij de zettingen wordt in die tijd de apotheker Klaas Coenen aangeslagen. Hij moet huurder geweest zijn. De apotheek is op de begane grond in het voorhuis gevestigd. Klaas woont ook in het pand. Tussen zijn huis en het naastgelegen raadhuis wordt in 1508/'9 een gemeenschappelijke muur opgetrokken. Dit zal de tuinmuur op het achtererf zijn. Dit erf liep oorspronkelijk door tot de stadsmuur. Bij de ontmanteling van de stadsmuur in 1357 is de grond buiten de muur ter breedte van 23½ voet (= 6,76 m) bij het perceel getrokken. De bouwmuur met het raadhuis is gemeenschappelijk. 'De Gaffel' is later als afzonderlijk huis tegen het raadhuis aangebouwd. In 1514/'15 vestigt de stad er een 'theerhuys' (= wijntaverne) en stelt een kastelein aan. In het cijnsboek van 1520 moet mr. Gerard van Haest betalen voor een perceel van 21 voet (= 6,04 m). Dit is gelijk aan het huidige pand met inbegrip van de halve breedte van de linker zijmuur. Van Haest zal als zaakwaarnemer van de stad zijn opgetreden. Hij moest ook betalen voor een kelder onder de straat. Deze is thans niet meer aanwezig. Wel is er nog een afgescheiden stoep met kelderingang. In het midden van de eeuw betaalt mr. Lodewijk van Doirne, als huisbewaarder van 'De Gaffel' bij de inning van de zettingen en de haardgelden. Hij wordt aangeslagen voor zes schouwen en één oven. Een dergelijk groot aantal stookplaatsen was niet ongebruikelijk bij een taverne. Het huis was verdeeld in een voor- en achterhuis, gescheiden door een dwarsmuur. Deze indeling is in de kelder nog aanwezig. Op de verdieping van het voorhuis was een vergaderzaal. Uit archeologisch onderzoek is gebleken dat het achterhuis later, in het eind van de 14de eeuw, tegen het nog uit de 13de eeuw daterende voorhuis is gebouwd. Bij de bouw van het achterhuis is de kelder koud tegen het hierna te bespreken 'huis van Lysscap' aangelegd. In het achterhuis woonde de 'groenroede' (= gerechtelijke bode); daar was de keuken en de 'kamer vanden platten lande', die zich op de verdieping zal hebben bevonden. Aangezien het pand aan de stad behoorde, zijn we door middel van de stadsrekeningen goed geïnformeerd over de verbouwingen en het gebruik. Bij de verbouwing in 1529/'30 is de kelder aan de wijntaverne onttrokken en gaat de stad er zijn eigen wijn opslaan. Er komt een nieuwe pui in 1545 waarvoor een luifel, zitbanken en beeldsnijwerk worden geleverd. Grote verbouwingen aan 'De Gaffel' worden er in de 16de eeuw niet vermeld. De werkzaamheden beperken zich tot reparaties aan het leiendak, schoorstenen, de gemeenschappelijke goten met het linker buurpand, herstel van stenen vloeren, timmerwerk aan de trappen en deuren en het aanbrengen van gesneden consoles onder de balken. Achter het pand bevinden zich kleinere bouwwerken zoals de kamer van de 'policiemeesters', de getuigenkamer, een washok en een privaat. In de 16de-eeuwse stadsrekeningen zijn geen posten aangetroffen van de bouw van de rijke schermgevel met hoge kruisvensters en de borstwering met uitkragende hoektorentjes. In 1559/'60 wordt de gevel gelijktijdig met die van het stadhuis gewit met kalk. We weten echter niet of dit de gevel is zoals die staat afgebeeld op de hierboven vermelde afbeeldingen van vóór 1670. | 334 |
Het huis de Gaffel stond tusschen de Lelie en de vestibule van het tegenwoordig Stadhuis, alzoo ter plaatse waar thans zich bevinden de archief- en de burgemeesterskamer van dat raadhuis. Het behoorde volgens Van Heurn Beschrijving oudtijds toe aan de Gaffelbroeders, over wie, alsmede over hun huis, hij in dat werk het volgende mededeelt: „De Gaffelbroeders maakten een Genootschap uit, hetwelk mede (d.i. evenals de schutterijen van den Bosch) ten oorlog diende. De oorsprong van hetzelve was deeze: de Gelderschen vielen vyandelijk in de Meyerye tyde als de opgezeetenen bezig waren den oogst in te zaamelen;
| 449 |
deeze trokken op het kleppen der klokken byeen en onder het geleide van eenen Edelman (waarvan er veelen voorheen in de Meyerye woonden) dreven zij de Gelderschen terug. Ik heb met veel moeite getragt te ontdekken op wat tijd dit voorgevallen zy; hierin heb ik egter niet geslaagd; de onagtzaamheid der oude tyden heeft denkelijk den tijd der gebeurtenis niet te boek gesteld, of het moet zijn, dat door de twee voornaame branden binnen de stad in de jaaren 1419 en 1463, waardoor veele huisen en onder anderen het Stadhuis in koolen gelegt zijn, de aanteekening daarvan zo in Stadsregisters als in die der byzondere lieden vernietigd zy; immers dit geval had tengevolge, dat de Edellieden der Meyerye zich nader verbonden en onder zich eene Broeder- of Genootschap, dat der Gaffelbroederen genaamt, oprigtten. Deeze Broederschap hield haare vergaaderinge in eene huizinge naast het oude Stadhuis alhier, welke de Gaffelkamer of wel de gemeene landskamer genaamt werd. De stad kogt deeze huizinge in den jaare 1523 om tot een wijnhuis te dienen; alle stadsmaaltyden werden daar gehouden om voorname heeren te onthaalen; in dezelve woonde een kastelijn, die geen huur betaalde 1); deeze huizinge of het bovenste gedeelte van dezelve is denkelijk in het jaar 1606 aan het stadhuis getrokken en het onderste gedeelte strekte naderhand tot eene huizinge voor den oudsten groenroede. Op deeze kamer 2) kwam de Broederschap byeen; zij overleidde aldaar op wat wyze men de Gelderschen, in gevalle deezen een inval in de Meyerye ondernaamen, tegen zoude gaan; ook hield zy er dikwijls een maaltijd, alwaar de Regeering of wel eenigen van dien mede genoodigd werden om tot beraaming der middelen tot wering der Geldersche invallen te raadplegen. Na het invoeren der gehuurde krijgslieden hier te lande is dit Genootschap geheel te niet geloopen; het schonk deszelfs servies en ander gereedschap aan de Lieve Vrouwe Broederschap alhier; | 450 |
eenigen zijn om die rede van gevoelen, dat de Gaffelbroeders onder die Broederschap zijn ingelijfd geweest. Op een der bovenkamers van het tegenwoordige stadhuis zijn twee ronde tafereelen, waarop veele wapenschilden gemaald zijn; onder deezen zijn die van veele adelyke Brabantsche geslachten en daarin veelen met de ridderorde van het Gulden Vlies versierd 3); men wil dat deze tafereelen de wapenschilden der Gaffelbroeders zouden zijn geweest; het komt my echter voor, dat de wapenschilden in latere tyden door een onkundige hand verschilderd zijn, omdat de metalen en koleuren van eenigen derzelver, aan my bekend, verkeerd zijn geblazoeneerd.”
R.A. van Zuylen is het in zijnen Inventaris van het Groot Archief der gemeente den Bosch p. 105 met Van Heurn en ook met van Oudenhoven Beschrijving p. 54, die hetzelfde als deze betoogde 4), niet eens, waar zij beweren, dat het huis de Gaffel zijnen naam zoude ontleend hebben aan de gaffels, waarmede de Brabantsche edellieden de Gelderschen aanvielen en op de vlucht joegen; immers, zoo zegt hij, gaffel beteekende oudtijds gezelschap of gilde en de gaffelkamer alzoo gildekamer.
In zijne Stadsrekeningen I p. 292 deelt van Zuylen voorts mede, dat in 1514/15, het hier bedoeld huis door de Regeering der stad tot eenre gaffelen ende theerhuys gemaict is, zooals zulks in de rekening over dat dienstjaar vermeld staat.
In 1516/17 was volgens datzelfde werk I p. 324 kastelein opter Gaffelen Amelis van Amstel, aan wien de stad toen veel te betalen had wegens eenen maaltijd, dien zij in een dier jaren op de Gaffel had gegeven aan den fleer van Zevenbergen, diens jonge vrouw en hunne vrienden.
| 451 |
In laatstgemeld dienstjaar vergaderden, zooals het in de Stadsrekeningen heet, in den huyse van der stat die Gaffele, de Gedeputeerden uit de vier Kwartieren der Bossche Meierij, dair zy altijt, zoo staat er verder in de rekening van dat jaar, vijnden huer cost ende maeltijt bereedt; zij deden dat ook in 1521/22, zooals t.a.p. vermeld staat p. 375.
In de Stadsrekening over 1529/30 staat nog het volgende over de Gaffel: „Item, alsoe wylen Zeger (zoon van) Jan Goyarts (van Hedel) in tyde zijns levens thuys naest den raethuys staende ende dese stat toebehoerende, tot eenre gaffelen- ende theerhuys hadde doen maken, daeraen hy versceyde costen van reparatie ende andersins verschoten hadde nae uutwysen der rekeninghe by der weduwen wylen Zegers voirs. na dode deszelfs voer den Heer van Geffen 5), Hermanen van Deventher, scepenen, Willem Pynappel ende Willem van Oss, raitsmannen dezer stat, dairtoe gecommitteert, gedaen, belopende 323 guld., voer welcke 322 guld. Amelis van Ampstell, in tyde hy den kelder van den voirs. huyse in zijnnen gebruycke hadde ende dair inne zynen wijn tapte, die voirs, Zegeren betaelt heeft 18 guld. ende soe nu dese stat den voirs. kelder bruyckende ende huer wijn dairinne tappende is, heeft men, by ordinantie ende aenbrengen der voirs. gedeputeerden, der weduwe voirgenoempt in de plaetse van den voirs. 322 guld. lijfrenten op één lijff den penninck 9 bezegelt tot 21 1/2 guld 's jaers, makende 193 car. guld. 10 stuv., hiervoer in den ontfanck metten anderen lijfrenten gestelt ende 't rest der voirs. in gereede penningen uutgericht, belopende 128 1/2 guld., makende tsamen 322 guld".
Bovenstaande aanhalingen uit de Stadsrekeningen bevestigen volkomen de voormelde meening van wijlen den Bosschen stadsarchivaris R.A. van Zuylen; er blijkt daar toch uit, dat de Gaffel niets met de Gaffelbroeders te maken had, maar slechts was een huis der stad, dienende tot stadseetzaal en commissiekamer. In gezegde Stadsrekeningen Ie en IIe Deel komen dan ook
| 452 |
tal van posten van uitgaaf voor wegens maaltijden, die de stad den Bosch op de Gaffel aan onderscheidene hooge personages op verschillende tijdstippen gaf; zoo gebruikte de Hertog van Alva er zijne maaltijden, tijdens dat hij in het jaar 1568 in den Bosch zijn verblijf hield 6); Van Zuylen t.a.p. meent zelfs, dat hij er logeerde, wat evenwel niet waarschijnlijk is. Blijkens Dr. C.R. Hermans Kronijken p. 461 kwamen de leden van het Bossche Consistorie er in 1580 bijeen; in dat werk wordt de Gaffel genoemd: camera, vulgariter dicta opten Gaffel. Men zie nog Prosp. Cuypers t.a.p. blz. 139, 140, 141, 251 enz. Al was Van Zuylen ook van oordeel, dat de Gaffel niets met de Gaffelbroeders te maken had, zoo neemt hij toch aan, dat deze bestaan hebben, zooals blijkt uit zijnen Inventaris van het Groot Archief van den Bosch p. 105 in fine.
Amelis van Amstel, die in voormelde Stadsrekeningen als de kastelein van de Gaffel voorkomt, was de zoon van Johannes van Amstel, die de zoon was van Henrick van Amstel, den zoon van Jan, den bastaard, zooals wij op blz. 375 reeds zagen, van Gerard van Amstel.
In 1530 werd hij groenroede van den Bosch; zijne kinderen waren: Mariken; Elisabeth, huisvrouw van Joost Jacobs; Christoffel, die van zijne vrouw Jacoba, dochter van Jan Mathijszn, een zoon Jan van Amstel had; Peter, die de vader was van Peterke van Amstel, huisvrouw van Adriaan Everardszn; Henrick van Amstel, die van zijne vrouw Catharina, dochter van Petrus Symonszn, twee zonen had, Amelis en Christoffel van Amstel.
In 1608 was de wijnkooper Franchoys van Bree waard of conciërge van de Gaffel. Hij was de zoon van Johan van Bree (zoon van Hans en Maria, de dochter van Joseph Henrickszn van den Stadeacker en Yda Brugmans Mathijsdr 7) en Margaretha van der Cammen, dochter van Franchoys Da-
| 453 |
nielszn 8). Van zijne vrouw Catharina van Loon had hij deze kinderen: a. Franchoys, man van Maria van Groeningen; b. Maria; c. Allegonda, echtgenoote van Adriaan van Sutphen, koopman te Amsterdam; d. Daniel en e. Hesther. Voor de Gaffel bevonden zich aan de straatzijde eene luif en zitbanken; zij werden in 1545 sierlijk opgemaakt, zooals blijkt uit de navolgende posten der Stadsrekeningen van R.A. van Zuylen I p. 627 en 28:
Item bet. Jannen den maelder van den priem ende arend op te leyve, voer die Gaffel staende, te stofferen.
Item betaelt Lenaert Ariaenss, beldsnyder van der loeven voer die Gaffel met die sittenbancken met antycx te snyden, dair hy wel 16 daigen aen heeft gewrocht, 4 car. guld. 16 st.
Item hem betaelt van 4 dolphinoyen te snyden voer die Gaffel, van twee dachueren 10 st.
Item voer stoff georbairt ende gebesight aen de loyve, voer die Gaffel, int stofferen van derselver loyve, etc.
Zooals wij uit de Beschrijving van Van Heurn reeds zagen hield de Gaffel omstreeks het jaar 1606 op te bestaan, omdat zij toen bij het Stadhuis werd getrokken.
| 454 |
Noten | |
1. | Stadsrekening van St. Remys 1523-1524. |
2. | Met deze „kamer" werd door Van Heurn blijkbaar bedoeld de bovenverdieping der Gaffel. |
3. | In de Stadsrekeningen van R.A. van Zuylen I p. 574 komt hierover het volgende voor: 1541. Item betaelt den soen van Vlam, den maelder, van der wapenen metten gulden vlies des Heeren van Bueren opter Gaffelen in de scijff te setten 6 stuv. Bedoelde wapenborden bevinden zich thans in het gemeentelijk museum. De Schr. |
4. | Dit deed ook Jhr. mr. J.B. Verheyen in zijne Bijdrage tot de geschiedenis der voormalige schutterijen te 's Bosch p. 26 en vlgd. Volgens J. Dircks Revue de la numismatique Belge 1866 t. 4 4e serie werd te Amsterdam een bord bewaard, voorstellende Brabantsche boeren, die met gaffels gewapend waren. |
5. | Van Vladeracken n.l. |
6. | R.A. van Zuylen t.a.p. II p. 806. |
7. | Reg. n° 340 f. 505. |
8. | Johan van Bree had ook nog tot vrouw Aleid, dochter van Goyart Danielszn van Vlierden; het blijkt niet, dat zij hem kinderen schonk. |
1968 |
J.P.W.A. SmitDe Zonneschijf en haar Amulet, een geschiedenis der Gaffelbroeders van 's-HertogenboschDe Brabantse Leeuw 9-10 (1968) 129-154 |
1514 |
Kapittel
R.A. van Zuylen, Inventaris der archieven van de stad 's Hertogenbosch I (1863) 292, 293
|
|
1516 |
Kapittel 28
R.A. van Zuylen, Inventaris der archieven van de stad 's Hertogenbosch I (1863) 330
|
|
1517 |
Kapittel 9
R.A. van Zuylen, Inventaris der archieven van de stad 's Hertogenbosch I (1863) 334
|
|
1517 |
Kapittel 69
R.A. van Zuylen, Inventaris der archieven van de stad 's Hertogenbosch I (1863) 344
|
|
1521 |
Kapittel 73
R.A. van Zuylen, Inventaris der archieven van de stad 's Hertogenbosch I (1863) 375
|
|
1529 |
Kapittel 96
R.A. van Zuylen, Inventaris der archieven van de stad 's Hertogenbosch I (1863) 466
|
|
1530 |
Kapittel 9
R.A. van Zuylen, Inventaris der archieven van de stad 's Hertogenbosch I (1863) 469
|
|
1544 |
Kapittel 22
R.A. van Zuylen, Inventaris der archieven van de stad 's Hertogenbosch I (1863) 625
|
|
1579 |
Kapittel 7
R.A. van Zuylen, Inventaris der archieven van de stad 's Hertogenbosch II (1866) 996
|
|
1580 |
Kapittel
R.A. van Zuylen, Inventaris der archieven van de stad 's Hertogenbosch II (1866) 1013
|
Henk Henkes, Van den Raethuys tot Stadhuis (2016) 11, 12, 16, 17, 20, 58, 66, 121, 237, 239
J.H. van Heurn, Beschrijving der Stad 's-Hertogenbosch (2022) 310
J.A.M. Hoekx e.a., Vruchten van de goede en de slechte boom : Heyman Voicht van Oudheusden over de godsdiensttwisten in zijn stad 's-Hertogenbosch en in Breda (1577-1581) (2008) 20, 21, 137, 152, 163, 168, 178, 179, 181
Aart Vos, 's-Hertogenbosch : De geschiedenis van een Brabantse stad 1629-1990 (1997) 100